Bij de productie van offset-drukplaten moeten de platen worden geconfectioneerd en verpakt. Hiervoor worden grote platen in de lengte doorgesneden, zodat er twee kleine platen ontstaan. Die moeten op hun beurt naar een verpakkingsmachine worden getransporteerd. Er is een transportsysteem nodig dat beide platen op een bepaalde afstand van elkaar brengt en parallel aan elkaar uitlijnt.
Voor het spreiden van beide platen werd gezamenlijk met de klant een bandtransporteur-combinatie ontwikkeld, die bestaat uit twee parallelle bandtransporteurs met vacuümfunctie. Het vacuüm is zodanig uitgevoerd dat de platen op de transporteur gefixeerd worden, terwijl een relatieve beweging mogelijk blijft. De transporteurs kunnen schuin ten opzichte van elkaar worden geplaatst. Zo worden de platen in het verloop van de transportweg op afstand van elkaar gebracht.
Om de platen vervolgens weer parallel uit te lijnen, werd nog een bandtransporteur-combinatie bestaande uit drie bandtransporteurs met vacuümfunctie gemaakt. Elke transportstreng heeft een eigen aandrijving. De middelste transportstreng heeft een constante snelheid. De snelheid van de twee buitenste transportstrengen kan via hun eigen aandrijving onafhankelijk van elkaar worden geregeld. Een camera detecteert de schuine stand van de platen. Dienovereenkomstig wordt de snelheid van de betreffende buitenste transportstreng zodanig aangepast dat de plaat zover als nodig enkele graden draait. Als de schuine stand exact is gecorrigeerd, wordt de snelheid van de transporteur weer op de middelste streng ingesteld en wordt de plaat in uitgelijnde toestand naar het verpakkingssysteem getransporteerd. Om voor de relatieve beweging van de platen te zorgen, werd een glijdende riem van vlies gebruikt.
> GUF-P 2041 met vacuümfunctie
> Versteleenheid